Maaien moet! Maar niet alles ineens
Er is veel over maaibeheer te doen. Zeker nu, half juni, overal de maaimachines actief zijn. Een veelgehoorde reactie is “Hou nu toch eens op met maaien en laat de natuur haar gang gaan. Waarom toch steeds alles weghalen, juist nu het zo mooi bloeit”. Een begrijpelijk reactie, maar het is goed wat meer uitleg te geven over waarom maaien wel moet en dat het gaat om de manier waarop.
door: Anthonie Stip & Kars Veling, De Vlinderstichting
Maaien is alternatief voor begrazing
Maaibeheer is een noodzakelijke maatregel in veel bermen, groenstroken, op dijken en langs het spoor. Maaien houdt een graslandvegetatie in stand. Langs onze infrastructuur is begrazing meestal niet mogelijk. Maaibeheer vervangt hier dus eigenlijk de begrazing. Waarom moet je maaien? Simpel gezegd: omdat het grasland anders een bos wordt. Niks ten nadele van bos overigens, maar in deze bermen en groenstroken kan dat niet of willen we het niet. Omdat er nog steeds veel stikstof uit de lucht neerdaalt en dat zich niet beperkt tot natuurgebieden, vergrassen of verruigen bermen en dijken gemakkelijk. Dat is lang niet overal wenselijk. Om dit enigszins tegen te gaan is maaibeheer helemaal nodig. Met maaien zelf als maatregel is dus niks mis. Er spelen twee andere factoren die cruciaal zijn: de timing van het maaien en de schaal waarop gemaaid wordt. Om te beginnen de timing: die wordt bepaald door de voedselrijkdom van de bodem of eigenlijk de productiviteit van de vegetatie. Op productieve klei- en veenbodems zijn vaak twee maaibeurten per jaar gewenst: één keer in de loop van het voorjaar/voorzomer en één keer in de herfst. Op de minder productieve zandbodems is één maaibeurt per jaar meestal voldoende: in de nazomer/herfst. Soms is het nodig om van deze vuistregel af te wijken.
Gefaseerd maaien
Dan het struikelpunt de schaal. Op dit moment wordt veel maaibeheer grootschalig uitgevoerd. Tientallen kilometers aaneengesloten maaien op een dag is geen uitzondering. Het probleem is dat een groot deel van de insectenfauna deze schaalgrootte niet kan hebben. Veel insecten verliezen leefgebied, voedsel of voortplantingsplekken door grootschalig maaibeheer. Daarom zien we dat insecten die (ook) in de zomer actief zijn het moeilijk hebben. Die krijgen al heel lang klappen van grootschalig maaibeheer: ze hebben geen voedsel, nest- of schuilplek. Voor de kruidenrijkdom is twee keer per jaar maaien beter dan één keer of nog minder. Daar hebben we dus een dilemma: voor instandhouding van de flora is meestal een tikkeltje ander beheer nodig dan voor fauna. De oplossing zit in verweving: gefaseerd maaibeheer. Gefaseerd maaibeheer kan op tal van manieren. Wat we niet bedoelen: vandaag de ene helft en morgen de andere helft. Het uitgangspunt is maaien en afvoeren met het laten overstaan van delen van de vegetatie. Bij iedere maaibeurt blijft dus een gedeelte ongemaaid. Dat deel kan dan het volgend jaar natuurlijk wel weer worden mee gemaaid. Dan blijft een ander stuk staan.
Goed maaien is met aandacht voor insecten
Wat blijft overstaan, verschilt van plek tot plek. Is er een talud, dan heb je bovenaan andere planten dan onderaan. Spaar dan van beide een deel en laat dus blokken staan. Zijn er bomen, laat dan ook eens wat zonnige delen staan. Is het vlak, dan kun je blokken laten staan, of banen of meanderende vormen. Dan nog iets over de uitvoering: een machine die alles verhakselt en in de berm achterlaat heet een klepelmaaier. Die is niet bepaald geschikt voor ecologisch bermbeheer. De maai-zuiger doet hetzelfde, maar voert het maaisel af. De effecten van verschillende machines op de overleving van vlinderrupsen zijn onderzocht. Maaien en afvoeren met behulp van een schotelmaaier heeft de beste papieren. Dat staat ook beschreven in dit artikel in het tijdschrift Vlinders. De uitdaging waar we voor staan is dus dat we met meer aandacht voor de insectenfauna beheren en dat verweven met beheer voor planten. Gefaseerd maaibeheer is daarvoor noodzakelijk. Dat is geen hobby, maar cruciaal om biodiversiteit in de groenblauwe dooradering te behouden.
Keurmerk Kleurkeur
In het keurmerk Kleurkeur komen al deze aspecten samen. Opdrachtgevers die kiezen voor ecologische kwaliteit, kunnen met Kleurkeur aan de slag en dit vragen van hun aannemers. Mensen worden opgeleid (leest u mee, Ministerie van LNV?), er wordt ge-audit op kwaliteitsnormen.
Tenslotte: wil je meer weten over ecologisch bermbeheer? FLORON en de Vlinderstichting schreven hierover een handige veldgids. Je kunt hem hier downloaden.