Han van den Berg zette zich in voor natuur en historie
Twintig jaar lang coördineerde Han van den Berg als vrijwilliger het afplaggen van de heide van het Eeserveld en de Woldberg. Zijn hart gaat uit naar de natuur, maar ook de historie van het gebied heeft zijn interesse.
Han van den Berg was leraar Engels en biologie in het westen van Nederland. Eind jaren ’80 ging hij vanwege de bezuinigingen in het onderwijs met vervroegd pensioen. Zijn vrouw Dieneke en hij legden de kaart van Nederland op tafel en zochten een mooie, groene plek mét een NS-station. Het werd het Overijsselse Steenwijk, vlakbij de grens met Drenthe en Friesland. ‘We hebben geen auto, niet eens een rijbewijs,’ vertelt Han. ‘Daarom was Steenwijk ideaal.’
Twee blikken verf
Han werd actief in het uitzetten van lange-afstandswandelingen. ‘Ik heb een etappe van het Pieterpad uitgezet samen met Toos Goorhuis, een van de bedenksters van het pad.’ Ook zette hij het Streekpad bij Nijmegen uit, inclusief de tekst en de kaart. ‘Ik liep met twee blikken verf, rood en wit, om routes te markeren. Tegenwoordig heb je van die plakschildjes. Ik controleerde de routes regelmatig. Dan had een boer weer een hek geplaatst en haalde ik er iemand uit de streek bij om met de boer te bespreken of dat anders kon.’
Han zette 25 jaar lang wandelpaden uit: ‘Het was mijn tweede beroep.’ Hij was ook een tijd voorzitter van de European Ramblers Association, de Europese wandelvereniging, wat hem een onderscheiding opleverde.
Nestor van de plagploeg
Ruim twintig jaar geleden werd Han lid van de groep vrijwilligers van Staatsbosbeheer die elke dinsdagochtend de heide van het Eeserveld en de Woldberg afplagt. Dat is een natuurgebied in de noordelijkste punt van Overijssel, op de grens met Friesland en Drenthe. Het ligt op de rand van het Drentse plateau, dat is gevormd tijdens de voorlaatste ijstijd. Waar het plateau ophoudt, begint het veen.
‘De groep vrijwilligers was heel gevarieerd, van schoolmeester tot legerveteraan, en we werkten samen in bonte harmonie. Als oudste werd ik de nestor van de groep. Maar niemand gaf opdrachten; we waren allemaal gelijk. Als iemand eens een dag geen zin had om te plaggen, dan niet! We beschikten over een verwarmde schaftkeet, konden ‘koek en zopie’ kopen bij de plaatselijke kruidenier en maakten van tijd tot tijd een uitstapje. Staatsbosbeheer was voor ons dus een goede werkgever.’ Twintig jaar lang noteerde Han alles wat de ploeg tegenkwam, nauwgezet in een dik logboek, compleet met krantenknipsels, overzichtskaarten en foto’s.
Slangen en insecten
Wat houdt afplaggen in? ‘Heide groeit op arme grond. In de loop van de tijd gaat er gras groeien, er komen vliegdennen en de grond wordt minder arm. De heideplanten verdwijnen en maken plaats voor bijvoorbeeld brandnetels. Bij het afplaggen snijd je eerst een ruitpatroon in de grond. Dan neem je een speciale schop, die in een hoek op de steel staat. Daarmee schep je de plag weg, zodat de zandgrond weer bloot komt te liggen.’
En wat gebeurt er met de plaggen? ‘Die stapelen we op. Dat gaat broeien. Daardoor is zo’n plaggenheuveltje een goede plek voor slangen en insecten om hun eieren in te leggen. Ook komen er nesten van rode bosmieren. Spechten pikken ’s winters eieren uit de mierenhoop. Dassen eten ook van de inhoud van de plaggenheuveltjes.’
Landweer van de bisschop
Ook uit de middeleeuwen stamde de landweer die de vrijwilligers ontdekten. Die was in de 14e eeuw namens de bisschop van Utrecht aangelegd als verdediging tegen de Stellingwervers. De inwoners van de Stellingwerven, op de grens van Drenthe en Friesland, beschouwden zich als vrij en wilden niet onderworpen zijn aan het landsheerlijke gezag van de bisschop. Het conflict leidde tot strijd en de bisschop moest zijn gebied verdedigen.
‘De landweer bestaat uit drie wallen, begroeid met mei- of sleedoorn, en daartussen vier greppels. Op het hoogste punt is hij tweeëneenhalve meter hoog. Wij hebben die landweer letterlijk op de kaart gezet. Er kwamen mensen van de archeologische dienst uit Deventer kijken. De historie interesseerde Staatsbosbeheer niet zo, maar wel dat de landweer is beplant met stinzenplanten zoals vogelmelk, speenkruid en akelei.’
Puin uit Rotterdam
De Tweede Wereldoorlog liet eveneens sporen achter in het Eeserveld. De vrijwilligers vonden bijvoorbeeld een schietschijf, overblijfselen van een toiletgebouw en ondergrondse bouwsels. ‘Er was een munitiedepot van de Duitsers voor de vliegvelden in Leeuwarden en Havelte,’ vertelt Han. ‘Er moest dus zwaar materiaal worden aangevoerd, maar de ondergrond is veen. Daarom liet de Duitse commandant de weg verstevigen met puin uit Rotterdam. We vonden resten van porselein uit gebombardeerde Rotterdamse huizen.’
Een diepe kuil waar de plagploeg op stuitte bleek een onderduikershol te zijn geweest. ‘Van een boer uit de buurt hoorden we dat er twee Amerikaanse piloten in hadden gezeten. Er zaten ook mannen die niet in Duitsland wilden werken. Het hol was niet intact, dus we hebben het met takken bedekt en het blijft zoals het is.’
Verbonden met de natuur
In de activiteiten van Han kwamen historie en natuurbeheer samen. De voorwerpen die de vrijwilligers in het bos vonden, zijn nu in bezit van de Historische Vereniging Steenwijk & Omstreken. In 2020 moest Han helaas afscheid nemen van de vrijwilligersploeg omdat het werk voor hem te zwaar werd. Hoewel hij slecht ter been is, probeert hij toch nog een paar keer per week naar het Eeserveld en de Woldberg te gaan. ‘Ik voel me verbonden met dat stuk natuur.’